|
Oss was de hoofdplaats van het kwartier Maasland en behoorde tot het hertogdom Brabant. Aan de overkant van de Maas lag het hertogdom Gelre. Eeuwenlang zijn er oorlogen gevoerd tussen Brabant en Gelre. Het Maasland had daarbij zwaar te lijden onder de plunderingen en brandstichtingen door de Geldersen.
Om het Maasland beter te kunnen beschermen, gaf hertogin Johanna van Brabant in 1399 stadrechten aan Oss. De jonge stad mocht zich laten omgeven door een verdedigingswal en grachten. Evenals de omliggende dorpen had Oss op dat moment al ‘scutten’, die de soldaten van de kwartierschout bijstonden in de strijd tegen Gelre. Zo ging het ook, toen na de dood van hertog Karel de Stoute in 1477 de oorlogen weer uitbraken. Ook nu kreeg Oss het zwaar te verduren, vooral als gevolg van de twee plundertochten door de Meierij door Maarten van Rossum, veldheer van de Gelderse hertog. Aan deze oorlogen met Gelre kwam pas een einde, toen in 1543 de hertog van Gelre zich overgaf aan keizer Karel V.
Vijfentwintig jaar later begon de Tachtigjarige Oorlog tegen Spanje. Opstandelingen tegen het Spaanse bewind, vooral uit Holland en Vlaanderen, probeerden de steden te veroveren. Ook ‘s-Hertogenbosch en Grave werden aangevallen, maar beide steden werden goed verdedigd door de Spanjaarden. In het tussenliggende gebied van Maasland trokken regelmatig bendes plunderend rond. Zij behoorden niet tot een echt geregeld leger en moesten zich zo in leven zien te houden. Oss werd onvoldoende door de Spaanse troepen beschermd en moest daarom zichzelf verdedigen. De stad werd weer versterkt en dikwijls werden met succes de bendes buiten de stad gehouden. De schuttersgilden hebben daarbij een belangrijke rol gespeeld. Gramaye schrijft dat in zijn werk ‘Taxandria’ uit 1610. Hij noemt vier schuttersgilden in Oss: Sint-Catharina, Sint-Barbara, Sint-Agatha en Sint-Lucia. Deze gingen meerdere malen naar wedstrijden in ‘s-Hertogenbosch en Nijmegen en behaalden daar prijzen. De gilden stonden bekend om hun dapperheid, dat zou te maken hebben met het feit dat zij zoveel aangevallen waren door de Geldersen. Uit andere bronnen is bekend dat er ook nog een gilde van Sint-Joris en Sint-Sebastiaan was.
In 1586 en volgende jaren werden verschillende invallen in de kerk van Oss door de schutters met succes afgeslagen. Zij moesten beurtelings troepen van het Spaanse en Hollandse leger verjagen. Maar men had ook veel last van gedeserteerde soldaten zonder soldij die plunderend rondtrokken. Dit alles bracht grote armoede voor de bevolking. Daarbij kwamen nog ziekten op grote schaal zoals buikloop en pest. De schuttersgilden hadden toen ook maatschappelijke taken: de zorg voor armen, het begraven van gestorven leden en de deelname aan kerkelijke processies. Aan de oorlogstoestand kwam een voorlopig einde met het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) tussen de Spanjaarden en de Opstandelingen. De Vrede van Münster (1648) luidde de periode van de Staatse overheersing in, die ook voor de schuttersgilden niet gemakkelijk was. Ze werden gezien als verlengstuk van de roomse kerk en konden dus niet of nauwelijks in de openbaarheid treden.
Bijdrage: Guus de Jong en Hans Pennings
Literatuur:
- Geschiedenis van Oss : met inventaris van de gemeente-archieven, J. Cunen, 1932
- Taxandria, in qua antiquitates & decora regionum / J.B. Gramaye, Brussel, 1610
- Beschryvinghe van de Meyerye van 'sHertogen-Bossche, Jacob van Oudenhoven, 1649
|