startpagina
teksten Osse canon *
de 50 vensters: een overzicht
ontstaan canon
canonkaart
links
contact & colofon
zoeken

De Osse canon geeft in 50 vensters de geschiedenis weer van de gemeente Oss, vanaf de prehistorie tot aan de huidige tijd.

De Osse canon wil de lokale geschiedenis voor een breed publiek toegankelijk en laagdrempelig maken; deze canon is van én voor iedereen in de gemeente Oss.

  vorig venster volgend venster
 
  Kunst in kerk en klooster
15. Kunst in kerk en klooster
  1600 - 1800
 

 

In 1648 kwam een einde aan de Tachtigjarige Oorlog. Bij de Vrede van Munster, een verdrag tussen de koning van Spanje, de Staten-Generaal van de Republiek der Verenigde Provinciën en talrijke andere heren en regeringen, werd het huidige Nederland verdeeld in verschillende invloedssferen. In Oss, Dieden en Berghem kregen de protestantsgezinde Staten-Generaal het voor het zeggen. Megen, Haren, Macharen en Ravenstein met zijn talrijke kerkdorpen bleven onder het gezag van andere, katholieke, heren. 

In Oss, Berghem en Dieden huisde voortaan een kleine groep protestanten in voor hen veel te grote middeleeuwse kerken. Zij konden deze nauwelijks onderhouden, met als gevolg dat deze in de loop der tijd meer en meer vervielen. Totaal anders was de situatie in de vrije Heerlijkheden. In plaatsen als Megen, Haren, Macharen, in Deursen-Dennenburg, Ravenstein, Herpen en op de Koolwijk bloeide de katholieke Kerk in al zijn pracht en praal op. Niet zo uitbundig als in andere katholieke landen, maar wel duidelijk herkenbaar en zichtbaar. De kleine, zelfstandige stadstaatjes werden ware toevluchtsoorden voor elders verdreven geestelijken. Veelal uit de Meierij of uit de stad ’s-Hertogenbosch, die in 1629 in Staatse handen was gevallen.
Als eersten arriveerden de jezuïeten in 1634 te Ravenstein. Zij richtten in de achttiende eeuw een Latijnse school op en bouwden de nog altijd imposante Lucia-kerk in een Duitse barokstijl. Het stadje Megen verleende in 1645 gastvrijheid aan de uit ’s-Hertogenbosch verdreven Franciscanen. Zij bouwden in verschillende stadia hun kloostercomplex en richtten eveneens een Latijnse school op. Bij de verwezenlijking van de kapel werd niet op een vierkante meter meer of minder gekeken. Het werd een fors gebouw, met grote triomfaltaren, een verhoogd koor voor de paters en met talrijke biechtstoelen die gebruikt werden door katholieken van elders, die hier in groten getale vergeving van hun zonden kwamen vragen. Voor de inrichting van deze kapel bestelden de paters beelden in de Zuidelijke Nederlanden.
In 1720 kwamen de clarissen van Boxtel naar Megen. Op de fundamenten en tussen de ruïnes van het kasteel bouwden zij hun hooggelegen klooster. En in 1732 betrokken de zusters Augustinessen van Soeterbeeck uit Nuenen het landgoedje ‘Den Boogaert’ in Deursen.

De komst van zoveel geestelijkheid had grote gevolgen. Niet alleen verschenen er nieuwe kloosters maar ook bestaande kerken, kapellen kregen een opknapbeurt. Ook oude bedevaartsoorden werd nieuw leven ingeblazen. Rochus en Antonius kregen een eigen kapel te Deursen, in Huisseling werd Eligius speciaal vereerd terwijl op de Koolwijk onder Herpen het bezoek aan de Anna-kapel alsmaar toenam. De nieuwe Lucia-kerk van Ravenstein werd uitbundig ingericht met regionale barok onder andere vervaardigd door Petrus Verhoeven uit Uden. Ook een oud-streekgenoot, de in 1703 te Lith geboren Walter Pompe, atelierhoudend in Antwerpen, leverde talrijke zwierige beelden voor de streek. Zo vervaardigde hij in 1736 een beeld van ‘Maria in Smarten’ voor de Maria-kapel te Megen.

Er zijn nu nog talrijke religieuze sporen te zien uit de zeventiende en achttiende eeuw. Vooral het unieke silhouet van Megen getuigt daarvan. Een katholiek bolwerk dat zich met al zijn torentjes verheft van achter de hoge Maasdijken.

Bijdrage: Leon van Liebergen

Literatuur:

  • Catalogus Modeste Barok, beeldwerk in Brabant in de zeventiende en achttiende eeuw, Museum voor Religieuze Kunst, Uden 1994
  • Catalogus Beelden in de abdij, Museum voor Religieuze kunst, Uden 1999