|
Het rivierengebied in Midden-Nederland was rond 800 na Christus dichtbevolkt, zeker vergeleken met de hoge zandgronden. Die aantrekkingskracht dateerde al uit de Romeinse tijd. De Merovingische en Karolingische vorsten uit de vroege Middeleeuwen zagen zich als opvolgers van de Romeinse keizers en beschouwden het vruchtbare rivierengebied als hun terrein. Hier lagen uitgebreide koningsgoederen, die als domein uitgebaat werden. Een domein bestond meestal uit twee delen. Het hof (curtis) met het zogenaamde saalland (het land van de heer) vormde het middelpunt. Daaromheen lagen de boerderijen van de horige boeren.
De meeste mensen in middeleeuws Noordoost-Brabant leefden van de landbouw. De boeren op het domein waren als horigen aan de grond gebonden en moesten zich onderwerpen aan het gezag van hun heer met alle bijbehorende verplichtingen. Ze waren niet vrij om te gaan en staan waar ze wilden. Ook waren de boeren meestal geen bezitter van de grond, ze hadden slechts gebruiksrecht. Een voogd beheerde namens de heer het domein. Hij zorgde ervoor dat de boeren op het land van de heer en het centrale hof werkten, dit waren de zogenaamde heren- of karweidiensten. Ook regelde hij dat boeren een gedeelte van hun eigen oogst afstonden aan de heer.
De relatie tussen heer en horige boer kon niet zomaar beëindigd worden. Dit ging over van generatie op generatie. Maar tegenover allerlei plichten stonden ook rechten. De heer bood de horigen rechtszekerheid en veiligheid. Dit ‘hofstelsel’ was een functioneel economisch systeem in de vroege Middeleeuwen, waarin nauwelijks geld in omloop was en veel draaide om zelfvoorziening.
De Karolingische vorsten richtten de eerste parochiekerken op. Voor de stichting en onderhoud van de kerk en het levensonderhoud van de priester werden tienden geheven van de oogst (1/10e deel) van de horige boeren. De tienden werden pas in 1907 in Nederland afgeschaft.
Het koningsgoed in het noordoosten van Brabant raakte in de loop van de tijd versnipperd. Sommige voogden gingen zich steeds meer als heer van hun land gedragen. Bovendien schonken latere vorsten koningsgoederen aan abdijen, kloosters en kapittelkerken uit het oude centrale gebied van de Karolingers, de bovenstroom van de Maas en Rijn. Deze geestelijke instellingen zorgden voor stabiliteit in een periode waarin het gezag van de koningen verminderde als gevolg van de invallen van Vikingen. Zo had de abdij van Echternach, opgericht door St. Willibrordus, bezittingen, tienden en de kerk in Oss, goederen en tienden in Berghem, bezittingen in Megen en Demen en waarschijnlijk ook in Deursen en Dennenburg.
Door het rijke bezit van de geestelijke instellingen in het noordoosten van Brabant bleef de oude horigheid langdurig en hardnekkig voortbestaan. Maar in de loop van de dertiende eeuw verkregen steeds meer boeren economische vrijheid, vooral dankzij de hertogen van Brabant, die plaatsen met economische centrumfuncties stedelijke vrijheden gaven. De oprukkende geldeconomie zorgde eveneens voor ontbinding van het hofstelsel. Oude verplichtingen werden in cijnzen en pachten omgezet en de boeren waren voortaan vrij van herendiensten.
Bijdrage: Tiny Romme
Literatuur:
- De middeleeuwse oorsprong van de dorpsgemeente in het noorden van het hertogdom Brabant, P.C.M. Hoppenbrouwers. In: Noordbrabants historisch jaarboek, vol. 17-18 (2000-2001), pag. 45-90
- Naissance d'une région: aux origines de la Mairie de Bois-le-Duc : recherches sur le Brabant septentrional aux 12e et 13e siècles, Willy Steurs, Brussel, 1993
- '...Al het merkwaardige in bonte afwisseling...' : een historische geografie van Midden- en Oost-Brabant, Chris de Bont, Waalre, 1993
- De grensgebieden in het noordoosten van Brabant ca. 1200-1795: institutionele en juridische aspecten, Gineke F. van der Ree-Scholtens, Maastricht, 1993
- De goederen van monsigneur saint Vinchien aan Maas en Waal: het middeleeuwse Fernbesitz van het Sint-Vincentiuskapittel te Zinnik (Henegouwen) in Velp en Dennenburg (Noord-Brabant en in Weurt (Gelderland), Arnoud-Jan A. Bijsterveld. In: Jaarboek voor middeleeuwse geschiedenis, vol. 1 (1998), pag. 27-72
- Het middeleeuwse grondbezit van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht in de regio Maas-Rijn, Rudolf Alphons Willem Joseph Hackeng, Maastricht, 2006
|