startpagina
teksten Osse canon *
de 50 vensters: een overzicht
ontstaan canon
canonkaart
links
contact & colofon
zoeken

De Osse canon geeft in 50 vensters de geschiedenis weer van de gemeente Oss, vanaf de prehistorie tot aan de huidige tijd.

De Osse canon wil de lokale geschiedenis voor een breed publiek toegankelijk en laagdrempelig maken; deze canon is van én voor iedereen in de gemeente Oss.

  vorig venster volgend venster
 
  Kaalslag tussen de kades
24. Kaalslag tussen de kades
  1825 - 1850
 

De Beerse Maas wordt al vanaf 1549 vermeld. Deze tweede rivier ontstond bij Cuijk en Beers, waar het Maaswater via overlaten de laaggelegen Maaskant instroomde. Daar bleef het water soms maandenlang staan. Aanvankelijk waren de boeren er blij mee, want het rivierwater bracht vruchtbaar slib mee. Dat kwam vooral het grasland ten goede. Maar in de zeventiende en achttiende eeuw verminderde de vreugde. De dwarsdijken in het Maasland verhinderden een efficiënte afwatering. Maar het overlaatsysteem bleef bestaan, omdat dat in het belang was van Gelderland en het lager gelegen Holland. Bovendien vormde de Beerse Maas een onderdeel van de zuidelijke Waterlinie, tegen de vijand in het zuiden: de Franse koning.
Na 1750 werkten de overlaten vaker en kregen dorpen zoals Overlangel, Huisseling en Herpen er steeds meer last van. Vandaar dat de inwoners aan beide kanten van de Beerse Maas kades opwierpen.

Na de oprichting van Rijkswaterstaat in 1798 werd voor het eerst in groter verband gekeken naar de waterproblematiek. De watersnood van 1820 in Midden-Nederland richtte de aandacht van de beleidsmakers op de grote rivieren. De rivierbeddingen waren door de aanvoer van zand en slib steeds verhoogd, zodat het waterpeil steeg. Een commissie van deskundigen besloot dat er meer en betere overlaten moesten komen. Daaroverheen zou het overtollige water sneller wegstromen.
Voor de Beerse Maas betekende dit de opruiming van obstakels in de bedding of traverse. Bomen en heggen moesten worden gerooid, en oeverwallen en dijkjes afgegraven. Na 1827 begonnen de werkzaamheden tussen Gassel en Herpen. Een kleinschalig en eeuwenoud landschap ging op de schop. Meidoornheggen, weilandjes, kreken en bosschages maakten plaats voor het typische open overlaatgebied van nu. Zelfs een kroeg die in de weg stond, werd gesloopt.
Er werden ook plannen gemaakt voor een afwateringskanaal tussen Grave en Geertruidenberg, maar zover is het nooit gekomen.

De kaarten laten zien hoe de ruiming uitpakte tussen Huisseling, Overlangel en Herpen. De bovenste kaart toont gedetailleerd de situatie vóór de ruiming, de kaart hieronder uit 1836 laat de situatie hierna zien. Het contrast tussen traverse en omringend gebied is groot.
Interessant is ook de veranderde situatie bij Overlangel. De oorspronkelijke kade langs de Beerse Maas maakte hier een grote bocht, deze moest eruit. Dus werd de oude kade afgegraven en vervangen door een nieuwe en rechte kade, dichterbij het dorp en herberg De Drie Snoeken.

De traverse was niet altijd leeg. Tussen 15 maart en 15 november werden de overlaten bij Beers en Cuijk verhoogd: de zomersluiting van de overlaten. Het land kon dan niet onderlopen. Zodra het gras hoog genoeg was, mocht het vee de traverse in. Waar de wegen tussen de Maasdorpen en de dorpen op de hogere zandgronden de Hertogswetering kruisten, stonden houten hutten. Boeren en polderwerkers konden er eten en een borreltje drinken. Zo was er de Rosmalense Hut, maar ook een Kesselse, Lithse, Macharense en Oijense Hut. Hier bracht de hutbaas met zijn gezin de zomermaanden door. In het najaar brak hij zijn boeltje af en verhuisde de familie weer tijdelijk naar de bewoonde wereld.

Bijdrage: Henk Buijks