|
Tussen 1648 en 1795 was het protestantisme de overheersende godsdienst in de Republiek. De katholieken in Oss en Berghem mochten hun geloof niet openlijk belijden. Zij moesten daarvoor de grenzen van Megen of Ravenstein over, waar die beperkingen niet bestonden. Wel werden na verloop van tijd schuurkerken gebouwd. De Bataafse Republiek bracht in 1798 de gelijkstelling van alle religies. De katholieken van Berghem en Oss kregen toen hun middeleeuwse kerken terug. Vanaf 1853 waren er ook weer bisschoppen en werd de katholieke kerk steeds zichtbaarder en beter georganiseerd, vooral in de streken waar bijna iedereen rooms-katholiek was, zoals hier.
Tussen 1864 en 1870 verkeerde de Kerkelijke Staat, toen nog heel Midden-Italië, in nood. Italiaanse nationalisten vielen het gebied binnen en wilden Rome als hoofdstad van hun land. Na een oproep van de paus stroomden uit heel West-Europa vrijwillige katholieke hulptroepen toe, de zouaven. Nederland leverde er opvallend veel. Dat was een vroeg teken van de gerichtheid van de Nederlandse katholieke kerk op de paus en op Rome. Wat daar was geroepen of geschreven, werd hier wet. Enkele tientallen zouaven kwamen uit Oss en omgeving, onder wie de Ravensteiner Ignace Wils.
Na 1900 werden de parochies bijna perfect georganiseerd. Hetzelfde gold overigens voor de protestantse gemeenten. Als het even kon, moesten de gelovigen dagelijks naar de kerk. Maar ook buiten het kerkgebouw was er veel nadruk op ‘katholiek zijn’, het was alom aanwezig. Het begon met het morgen- en het tafelgebed. Natuurlijk las je een katholieke krant. In Oss en omgeving was dat “De Stad Oss”, waarvan de karmeliet Titus Brandsma de hoofdredacteur was. Vanuit het klooster aan de Molenstraat had hij via zijn krantenartikelen veel invloed, maar ook de door hem opgerichte bibliotheek en de HBS waren belangrijke onderdelen van de roomse infrastructuur.
Katholieke vorming en scholing waren dus verzekerd. Weer thuis van school kon je naar een katholieke sportvereniging en binnen de parochie werd je na de Eerste H.Communie automatisch lid van de Broederschap van de H.Rozenkrans. Wie werkte, was lid van een katholieke vakvereniging. En vrouwen hoorden thuis te zijn, in het gezin. Het huwelijk was er vooral om kinderen te krijgen en pastoors en kapelaans bewaakten de voortgang. Het percentage katholieken in Nederland moest immers omhoog. Ouders waren er trots op, wanneer minimaal één van hun spruiten een geestelijke roeping had en priester, broeder of zuster werd.
In de jaren dertig trokken regelmatig processies door de straten van Oss en de dorpen. Vooral de Sacramentsprocessie was een jaarlijks hoogtepunt. Zeer kleurrijk waren ook de Kindsheidsoptochten. Met ‘kindsheid’ werd de prille jeugd van Jezus bedoeld. Kinderen moesten van jongs af aan doordrongen zijn van de noodzaak van het missiewerk onder hun leeftijdgenootjes ver weg. Jaarlijks vond een optocht plaats met kinderen, verkleed als patertjes en zustertjes, maar ook als chineesjes, negertjes en indiaantjes.
Bijdrage: Henk Buijks
|